Het onderzoek naar de boerenzwaluw.
Willem Bil werkt naast zijn baan als vrijwilliger met anderen samen in de Stichting Menork. Hij vertelde vol enthousiasme en met grote betrokkenheid over het werk voor de vogelbescherming in deze stichting.
De Stichting Menork doet vogelonderzoek met inzet van vrijwilligers (zie www.menork.nl). Vogels worden geringd, een seizoensgebonden werk op diverse locaties, ook in de directe omgeving van Bakkeveen. Doel is dat de vogeltrek kan worden gevolgd, om antwoord te kunnen geven op vragen als
- hoeveel vogels en welke vogels komen terug na de winter? Het percentage vogels dat terugkeert na de winter wordt al jaren trendmatig gevolgd.
- waar broeden welke vogels graag? Keren ze steeds terug op exact dezelfde plek?
- hoeveel jongen zijn er per broedsel? Hoeveel broedsels zijn er in een seizoen?
- waar fourageren de vogels in het broedseizoen? Waar kunnen ze opvetten tijdens de trek? Uiteindelijk doel is uit te vinden welke condities bepalend zijn voor het voortbestaan van de vogels, om zo invloed te kunnen uitoefenen op het natuurbeleid. Niet alleen in Nederland, maar ook op belangrijke plaatsen in de internationale trekroute. Zo kan wellicht worden voorkomen dat bedreigde soorten geheel zullen uitsterven en zo kunnen hopelijk ook gunstige condities worden gecreëerd voor het verdere voortbestaan.
Het boerenzwaluwproject 2009-2013 is gericht op de overleving van de boerenzwaluw, een bedreigde soort. Hoe meet je de overleving van de soort? In dit onderzoek kijkt men naar de terugkeer na de winter van deze trekvogels, het broedsucces, en de migratie. Menork deed onderzoek op 10 locaties. Dit werk vormt onderdeel van een veel groter onderzoeksproject, zie Hirundo Brink en zijn website hier ; daar valt meer te lezen over het doel en opzet van dit grote onderzoeksproject.
Het percentage van de geringde vogels dat terugkeerde bedroeg gemiddeld nagenoeg één op drie in 2009-2010, gemeten over 10 locaties. Die reis heen en terug gaat over vele duizenden kilometers, afhankelijk van de plekken waar ze in tropisch Afrika zoal belanden, met alle hindernissen onderweg van zandstormen boven de Sahara, tegenwind, roofvogels, mensen die met netten vogels vangen, wat niet al. Dat de vogels het niet allemaal halen is te begrijpen.
De reproductie meet je door het trendmatig volgen van het percentage uitgekomen en geringde nestjongen. Dat lukt niet overal even goed; de nesten moeten wel bereikbaar zijn! Soms zitten ze op plekken waar je met een ladder, hoe hoog ook, niet bij kunt zonder gevaar voor eigen leven.
Per onderzochte locatie variëren de aantallen broedparen van ongeveer 5 tot wel 35 paartjes. Gemiddeld kwamen er ruim vier jongen uit de succesvolle nesten waarvan 90 procent (na 3 weken) uiteindelijk ook uitvliegt. Jonge vogels keren niet terug naar hun exacte geboorteplek. Vaak wel in de omgeving daarvan op zo'n 5 tot 10 kilometer afstand. Soms gebeurt het toch dat jonge vogels hun geboorteplek als broedvogel trouw blijven. Opvallend is dan ook meteen dat broertjes en zusjes dat ook doen. Klaarblijkelijk is dit een genetisch bepaald fenomeen.
Na het eerste broedsel gebruiken de meeste paartjes hetzelfde nest voor de tweede leg.
Driekwart van de broedparen komen opnieuw in dezelfde schuur tot broeden. Een derde leg is zeer uitzonderlijk. Vermoedelijke waarnemingen daarvan duiden meestal op geannexeerde nesten.
Dit onderwerp werd een spannend verhaal! Willem vertelde over geheel nieuwe onderzoeksmogelijkheden en nieuwe gegevens. Dankzij nieuwe technieken weten we ineens veel meer over de trek. Er zijn zeer lichte en zeer kleine chipjes ontwikkeld die de vogels op hun rug kunnen meedragen tijdens de trek. De truc hiervan is dat door middel van lichtmetingen (daglengte en registreren van tijdstippen begin/einde dag) achteraf kan worden bepaald waar de vogel zich (globaal) geografisch heeft opgehouden. Wanneer de vogels terugkeren met de chip kan daarvan veel worden afgelezen over hun reis. Zo kunnen we van individuele vogels tamelijk nauwkeurig weten wanneer ze waar zijn geweest, welke route ze precies hebben gevolgd, waar ze hebben gepauzeerd om bij te eten en te rusten. Niet alle vogels met chip keren terug, maar van de chips die afgelezen konden worden is al veel informatie binnengekomen.
Zo weten we bijvoorbeeld niet alleen dat de trek naar Afrika gaat (dat wisten we al), maar ook dat een individuele boerenzwaluw die in Langezwaag nestelde, op 16 september vertrok naar het zuiden en aankwam op 14 oktober. Hij vloog in 27 dagen (met vier dagen stop) een afstand van 5940 km, met een reis snelheid van 259 km per dag! En dat niet alleen, hij vloog in het voorjaar daarna terug, van 5 maart tot aankomst 7 mei; hij had problemen boven de Sahara (tegenwind!), keerde een paar duizend kilometer terug naar het zuiden, naar de moerassen in Ghana, om uiteindelijk toch de oversteek over de Sahara en verder naar Langezwaag te maken. Een andere zwaluw, uit Hemrik, vloog 9830 km (!), naar Zambia en Botswana. Deze had twee overwinteringsgebieden. Tenslotte was er de zwaluw die ‘Bil’ is gedoopt (deze broedde bij Willem Bil). Zwaluw Bil vloog in het najaar weg op 7 oktober, en kwam op 28 oktober aan in Congo. In 21 dagen werd 7550 km afgelegd, 360 km per dag. Hij stopte twee keer onderweg voor (in totaal) 8 dagen. Hij overwinterde 138 dagen in Congo, Namibië en Angola. In het volgende voorjaar vloog hij naar het noorden weg op 23 maart en kwam aan op 26 april. In deze 34 dagen werd 9020 km afgelegd, 270 km per dag. Hij stopte drie keer onderweg, voor (in totaal) 18 dagen.
De aanwezige leden van de natuurvereniging luisterden ademloos naar dit fantastische verhaal en waren Willem Bil dankbaar dat hij zijn nieuwste onderzoeksgegevens met hen wilde delen.