De jaarlijkse excursie ging naar de Lendevallei bij Wolvega. Het is een moerassig beekdallandschap langs de Linde (Lende). Het gebied werd in 1938 gekocht door It Fryske Gea en in de loop der jaren is meer grond aangekocht en heringericht. De Lendevallei maakt deel uit van de “natte as”, een keten van moerasgebieden op de grens van Friesland en Overijssel. In het natuurbeheer wordt steeds vaker geprobeerd grotere eenheden te creëren. In deze streek krijgt dit gestalte door het aan elkaar verbinden van de Weerribben en de Wieden in Noordwest-Overijssel, en de Rottige Meente en de Lindevallei in Friesland.
Toen tussen 1922 en 1927 de Linde werd gekanaliseerd, veranderde er veel. Grote delen van het beekdal werden ontgonnen. Het beekdalsysteem van de Lindevallei werd verstoord en het gebied verdroogde. Om de vallei nat te houden, is een ingenieus systeem van sloten, stuwen en kleppen uitgedacht dat moet voorkomen dat het gebied verdroogt. In het reservaat zijn nog veel oude meanders van voor de kanalisatie terug te vinden. Een aantal is weer uitgegraven.
Het is nu een prachtig landschap met veel variatie en natuurlijk veel soorten planten en dieren.
Het was prachtig weer!
Door een miscommunicatie in de afspraken met de gids moesten we het zonder gids doen, maar gelukkig was Koert mee die vol enthousiasme en deskundig de rol van gids op zich nam!
Reinie die veel wist over vlinders en libellen, assisteerde hem. De vondsten van allerlei insecten, planten, vogels etc. deden allen heel veel goed.
Wat direkt opvalt in de Lindevallei zijn de elzenbroekbossen. Vroeger was het terrein veel opener, maar door het verlanden van de petgaten en door het droger worden van het gebied nam de boomgroei sterk toe. Ook zijn er nog open petgaten te vinden. Hier gedijen waardevolle water- en moerasplanten, waaronder grote boterbloem, Noordse zegge, waterviolier en kransvederkruid.
De start is bij de brug en via deze brug begint het wandelpad. Meteen al maakte Reinie ons attent op de Bruine Korenbout, een zeldzame libel, hoewel je dat daar niet kon merken.
Ze vlogen in fors aantal daar rond. Verder de Grote Roodoogjuffer, die vaak te vinden is op Pompeblêden.
Ook de Glassnijder, de Variabele Waterjuffer, het Lantaarntje, de Viervlek en de Smaragdlibel lieten zich zien. Vlinders als Landkaartje, Klein Geaderd Witje en ook enkele overdag vliegende nachtvlinders als Gewone Bandspanner, Kleine Herculesspanner en Grasmotten waren te zien.
Na een half uur constateerden we dat we nog maar enkele honderden meters hadden gelopen en dus moest er iets meer tempo komen. Dat lukte aardig.
We zagen ook veel planten, zoals: Poelruit, Gele Waterkers, Gele Lis, Oeverzegge, Grote Muur, Grote Ratelaar, Valeriaan, Kikkerbeet, Koninginnekruid, Wolfspoot, Echte Koekoeksbloem enz. Bijzondere planten lokken bijzondere insecten. Behalve vlinders en libellen waren nog andere insecten aanwezig. Enkele Bloedcicades, veel Spinnensoorten, Elzenhaantje, Kleine Wespenbok.
Vogels zongen er volop. De Tuinfluiter liet zich op verschillende plekken goed horen. Ook was de Grasmus alom aanwezig. Verder een Braamsluiper, een Bosrietzanger, drie Lepelaars, een Grauwe Vliegenvanger, een Spotvogel, Blauwborst en nog een aantal algemenere soorten.
Koert’s soortenlijst telde 55 soorten vogels!
Het vergt veel tijd om al dat kleine gedierte op te sporen in de begroeiing. We hebben vast wel veel gemist, maar het genieten hiervan was niet minder.
Tegen half een, na twee en een half uur wandelen en kijken, waren we tevreden en zeer voldaan terug op de aanvangsplek.
Koert Scholten en Ann Nijland