In verband met de over twee jaar te verschijnen uitgave “Broedvogels en wintergasten”, heb ik vanaf 1 december 2013 tot 1 maart 2014 tellingen uitgevoerd in atlasblok 11-37 (zie hieronder).
Beschrijving tellingen:
Doel is om in drie telseizoenen tijd ( van 1 december 2012 tot 1 juli 2016) de complete tellingen wintergasten en broedvogels uit te voeren.
(In dit artikel worden de broedvogels buiten beschouwing gelaten. Dit onderzoek volgt zodra de telling in het broedseizoen (1 april tot 1 juli) is afgesloten).
De tellingen worden volgens een van te voren door SOVON ( Samenwerkende Organisaties Vogel Onderzoek Nederland) bepaalde methode uitgevoerd. SOVON is de coördinator van de tellingen en heeft ook de methode ontwikkeld. De gegevens worden landelijk verwerkt in samenwerking met het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek). Daaruit kunnen dan landelijke trends per vogelsoort (toe- of afname) worden berekend.
Methode:
Om een indruk te krijgen van de telmethode, volgt hier eerst een beschrijving van de telmethode,
Het atlasblok 11-37 omvat het gebied globaal tussen Duurswâldmerwei, Biskopsreed, de weg Haule-Donkerbroek en de N381. Dat gebied is ongeveer 5 x 5 kilometer.
In dit atlasblok zijn acht km-hokken (1 x 1 km) volgens een vast patroon geselecteerd: genaamd “het Gouden Grid”. Elk kilometer blok wordt binnen èèn uur geïnventariseerd. Naast deze telling wordt in het midden van het blok (ook van te voren vastgesteld) 5 minuten lang een telling uitgevoerd waarbij elke vogel wordt ingetekend op een kaart.
Verder: de rest van het atlasblok wordt eveneens geïnventariseerd, maar daar heeft de teller de vrijheid in hoe lang en in welk gebied geteld wordt. Begrijpelijk is dat interessante gebieden dan ( beter) worden bezocht.
(voorbeeld): Als een interessant plasje op de Duurswouderheide buiten de 8 bepaalde blokken valt, kun je deze toch inventariseren.
Ook een nachtteling hoort daar bij (Uilen etc.). Je hebt dan wel toestemming nodig van de terreinbeheerder.
(Hoog) overvliegende vogels, zonder binding met het terrein worden niet meegeteld.
Aanvullende waarnemingen (door jezelf en door anderen) worden gehaald uit andere bronnen als bijvoorbeeld: waarneming.nl en telmee.nl. Verder is het mogelijk om in een volgend jaar aanvullende tellingen te doen in het al getelde atlasblok. Het kan bijv. zo zijn dat je een volgend jaar veel kruisbekken ziet die in het teljaar vrijwel ontbraken.
Ingewikkeld? Ach, even goed lezen en dan gaat het wel. Aan de andere kant kun je dan een planning maken omdat je weet dat je binnen een uur het kilometerhok moet tellen.
Doel is om te komen op een totaal aantal soorten en aantallen (wintergasten) in het aangegeven atlasblok.
Uitvoering in de praktijk en tijdsinvestering:
De wintertelling wordt twee keer uitgevoerd, nl. tussen 1 december en 15 januari en van 16 januari tot 1 maart. De tijdsinvestering per telling is: 8 blokken keer 1 uur met daarbij de onderlinge reisafstand is ongeveer 10 uur per telling.
Daarnaast doe je dan nog de aanvullende atlasbloktellingen.
De minimale tijdsinvestering komt dan op 25 uur.
Resultaten:
Genoeg methodiek. Nu de resultaten:
Het aantal soorten tijdens deze wintertelling is (liefst) 80.
Aanvullende waarnemingen van anderen en eigen tellingen buiten de officiële tellingen zijn hier buiten beschouwing gelaten, maar leveren nog diverse soorten op. (Denk hierbij bijv. aan Fuut, Bergeend, Brilduiker, Nonnetje, Zanglijster, soorten die tijdens deze wintertelling niet door de teller zijn waargenomen, maar wel door andere waarnemers of door mijzelf in andere teljaren).
Ruw gerekend kom je dan op een kleine 100 soorten.
Dit aantal is vrij hoog, wat zeker te maken heeft met de uitzonderlijke zachte winter, waardoor veel soorten niet zijn weggetrokken (Kievit, Graspieper, Ganzen enz.).
Opvallend tijdens deze telling zijn:
* Het erg hoge aantal Kruisbekken. Dit valt samen met een grote invasie van deze vogels uit noordelijk en oostelijk Europa. Hierbij kwamen ook Grote Kruisbekken en Witbandkruisbekken mee. Grote Kruisbek (2-4) en Witbandkruisbek (1 ), werden beide waargenomen op de Duurswouderheide.
* Het hoge aantal Grote- en Kleine Barmsijzen, eveneens duidend op een grote invasie uit de hierboven aangegeven gebieden.
* Verder: Op de Duurswouderheide in de hele telperiode: Klapekster, een mannetje en vrouwtje Blauwe Kiekendief, meerdere Houtsnippen, één of enkele Raven.
Naast deze soorten is ook de aanwezigheid van maïsstoppelvelden interessant gebleken. Op die velden soms grotere aantallen Toendrarietganzen, Geelgorzen, Groenlingen, Ringmussen, Kramsvogels en Koperwieken en soms een Grote Zilverreiger. Daarbij laat zich af een toe ook een jagende roofvogel als Sperwer, Havik of Torenvalk zien met zeker één aanwezige Buizerd.
Trends t.o.v. vorige atlasbloktelling:
In vergelijking met vorige atlasbloktellingen in de winter (1978 tot 1983, dus ruim 30 jaar geleden) zijn er forse veranderingen opgetreden. De meest opvallende verandering zijn:
* Afwezigheid van Bonte Kraai. (In mijn logboeken zie ik een 25 tot 30 jaar geleden nog vele tientallen tot honderden (in Drenthe.
* Eveneens afwezig: Patrijs, Dodaars.
* Forse afname van: Fazant, Meerkoet, Graspieper, Veldleeuwerik, Tafeleend, Wintertaling, Torenvalk, Roek, Kramsvogel en Koperwiek (wintereffect), Kokmeeuw, Zwarte Specht, Matkop, Zwarte Mees, Groenling, Huismus!, Kneu en Goudhaan.
* Toename (soms fors) van: Appelvink, Boomklever, Grauwe Gans, Grote Canadese Gans en Nijlgans.
De geconstateerde afnames zijn een landelijke trend, evenals de toenames.
Tot zover de wintertellingen in de omgeving van de Duurswouderheide. Plaatselijk kan dat een vertekend beeld geven bij geheel Nederland. Dit valt in het getelde atlasblok echter alleszins mee. Inmiddels zijn een aantal vogels met een neerwaartse trend op de Rode Lijst gezet. Een lijst welke aangeeft dat het niet goed gaat met de gemelde soort en waarvoor de nodige aandacht is of wordt vereist.
De nog uit te voeren broedvogeltellingen zullen nog veel meer duidelijkheid gaan geven over hoe het met de getelde soort gaat.
Hierover een volgende keer meer.
Koert Scholten